Spelen is iets voor de vrije tijd. Iets wat we doen met ons gezin. De obligate jaarlijkse teambuilding niet te na gesproken, spelen we niet op het werk met onze collega’s. Dat hoort niet. Op het werk zijn we ernstige mensen die zich met serieuze zaken bezighouden. Desondanks hebben zowel wijzelf, als onze medewerkers en zelfs onze organisatie heel wat te winnen, mochten we wat meer spelen.
Dat beweert serieel ondernemer Hilde Van Dyck in haar boek Ik speel. Ik groei. Ik durf. Met spelen bedoelt ze niet zozeer dat we met blokken torens moeten gaan bouwen – al kan ook dat zeer zinvol zijn. Van Dyck ziet het vooral als een manier waarop we anderen, ons werk, ons leven benaderen en die ervoor zorgt dat we geëngageerd zijn en groeien. Het is een speelse attitude, een open houding om nieuwe dingen te ontdekken en die in vraag te stellen, die ons toelaat onze ware talenten te ontplooien.
‘Het merendeel van onze tijd blijken we uit te gaan van bestaande patronen’, aldus Van Dyck. ‘We denken reproductief. We gaan lineair van A naar B. We hebben altijd een mening of oplossing klaar en vertrekken vanuit onze bestaande kennis en ervaring. Met één oplossing zijn we tevreden.’ En dat is jammer.
Mochten we onszelf wat meer openstellen voor nieuwe inzichten en ideeën van anderen en wat vaker op ontdekking gaan, zou dat ons engagement en onze creativiteit ten goede komen. Het advies van Van Dyck is duidelijk: ga in dialoog en in discussie. Dat kan je bijvoorbeeld doen door met andere leidinggevenden te praten in je organisatie, hen te vragen hoe zij gelijkaardige uitdagingen als die waarmee jij geconfronteerd wordt, hebben aangepakt. Praat met teamleden, luister naar hun behoeften en verzuchtingen. Praat met mensen uit andere teams. Observeer met een open geest.
Met een open geest zullen we gemakkelijker aan het spelen gaan, aan het improviseren en experimenteren. En dat is een goede zaak, meent Van Dyck: ‘Een actie als experiment bekijken en daarbij openstaan voor improvisatie, bevrijdt het van veel ernst, hoge eisen en perfectionisme.’
Spel brengt ook veerkracht met zich mee. ‘Speelse medewerkers gaan uit van trail-and-learn in plaats van trial-and-error. Spelen is een constante oefening in veerkracht, in leren omgaan met onvoorziene omstandigheden. Net zoals het leven dus dat ook voortdurende onverwachte zaken op je pad strooit.’
Wie moeite heeft met spelen, met fouten durven maken raadt Van Dyck aan zich af te vragen wat het ergste is wat er kan gebeuren als de dingen fout lopen. Meestal valt dat nogal mee. ‘Bij veel projecten leidt een experimenteerfase in het begin ook tot een kortere doorlooptijd en daardoor minder kosten. Meestal kom je ook tot betere oplossingen, want je identificeert (nieuwe) mogelijkheden door te experimenteren’, schrijft Van Dyck die een achtergrond heeft in productontwikkeling.
‘Spelen is een constante oefening in veerkracht’
Opgaan in het spel leidt ook tot enorme betrokkenheid en een groot engagement. ‘En net in die twee zaken ligt de basis van eigenaarschap’, meent Van Dyck. Maar opdat spelen echt zinvol zou zijn, moet de reden van het spel duidelijk zijn. Niet zozeer het doel van het spel, maar de reden waarom we het spelen. Die moet volgens Van Dyck gekoppeld zijn aan onze persoonlijke purpose, die van ons team, van de hele organisatie, van de maatschappij. Dat zijn meteen ook de vier niveaus waarop er volgens haar gespeeld kan worden.
En dat doel moet ook uniek zijn. Het moet zodanig geformuleerd zijn dat iedereen die het hoort of leest bij wijze van spreken onmiddellijk weet dat het jouw doel is, of dat van je team, je organisatie. ‘Zolang je je doel leest en het kan van om het even wie zijn, heb je het je niet eigen gemaakt.’
Het spel moet een uniek doel hebben en het is belangrijk dat je dat doel kiest vanuit eigenaarschap en vanuit een groeimindset. Wanneer we vier zones als concentrische cirkels onderscheiden en waarbij de binnenste onze comfortzone is met daarrond de angstzone, de leerzone en uiteindelijk de groeizone, moet het doel van het spel zich in de groeizone bevinden. Dus weg van het vertrouwde terrein, weg van waar we angst hebben om te falen (trail-and-error) en voorbij het leren, maar waar mensen kunnen groeien.
Volgens Van Dyck moeten we spelen vanuit het ‘willen’ en niet vanuit ‘moeten’. Wanneer iets moet, ga je de mogelijke motivatie om het effectief te doen al snel buiten jezelf zoeken. Willen beklemtoont de kans die je krijgt. Dan pas ligt het doel echt in de groeizone.
Wanneer je in je organisatie wilt gaan spelen, improviseren, experimenteren… moet daar ook ruimte voor zijn. Van Dyck noemt het room for a pony. De speelplaats. Een veilige ruimte waar medewerkers zich kunnen terugtrekken om hun hoofd leeg te maken, om te discussiëren, om met hun creativiteit aan de slag te gaan. Maar het kan ook ruimte in je agenda zijn: tijd vrijmaken om te doen wat je graag doet, om dingen uit te proberen die je al veel te lang voor je uitschuift.
Die ruimte, zij het fysiek, in je agenda, in je hoofd is een must. Net zoals het een must is dat je het doel van het spel afstemt op je identiteit of die van je team, je organisatie. Om dat te kunnen moet je doel ook afgestemd zijn op je waarden.
‘Hierbij geven het doel en de identiteit de richting aan. Deze richting is vertaald in een aantal waarden. Op basis van deze waarden en de nodige capaciteiten zijn er mensen aangetrokken die een bepaald gedrag vertonen.’ Het spelt wordt achtereenvolgens bepaald door het doel, de identiteit, waarden en capaciteiten binnen een team of een organisatie.
‘Als laagste niveau hebben we de omgeving die al het voorgaande stimuleert en ondersteunt. Goed om weten als het speelsheid gaat: een pingpongtafel staat pas op het onderste niveau wanneer dat matcht met alle bovenstaande niveaus. Als zo’n spelletje dus niet past bij het DNA van je bedrijf, het doel dat je wilt bereiken, het gedrag van je medewerkers… is er dus ook geen reden om zo’n tafel te plaatsen.’
In Ik speel. Ik groei. Ik durf. dat recent verscheen bij uitgeverij Lannoo Campus geeft Hilde Van Dyck tips om spelen in organisaties te bevorderen. Ze doet dat met de nodige theoretische onderbouw maar geeft ook heel concrete spellen mee die je in elke organisatie kan spelen.