Misschien hebben we in deze coronatijden wel een beetje heimwee naar saaie en lange presentaties, maar eens we weer volle bak aan het werk zijn, is die zo weer voorbij. Dan denk je in dat slecht verduisterde vergaderzaaltje waar je collega zijn of haar presentatie geeft: hopelijk duurt het niet te lang, want ik heb nog heel wat te doen.
In stilte hoop je dat het ook vermakelijk of op zijn minste interessant is. Maar daar durf je geen geld op in te zetten, want het aantal oninteressante presentaties waar je tegen je zin naar luisterde en die bovendien veel te lang duurden, maken het leeuwendeel uit van alle presentaties die je als toehoorder meemaakte.
Die slechte ervaring is ineens ook de reden waarom we zelf niet graag presentaties geven. We kennen onszelf als publiek, dus kunnen we heel goed inschatten wat anderen van onze presentatie denken.
Dat de meeste presentaties eerder saai en lang zijn, komt volgens presentatiecoach Serge Van Rooij vooral omdat wanneer we zelf een presentatie moeten geven, we vergeten te doen wat we hopen dat anderen wel doen: het kort en leuk houden. Daar slagen we niet in omdat we het gevoel hebben dat we elke mogelijke vraag moeten beantwoorden, omdat we heel precies zijn en ons verliezen in details of in ons enthousiasme alles willen vertellen wat weten. De tsunami aan informatie die je dan over je publiek uitstort, is volgens Van Rooij dodelijk voor de impact die je op je toehoorders maakt.
En dat we zoveel informatie willen meegeven is volgens Van Rooij te wijten aan één cruciale fout die we bijna allemaal maken. Wanneer we aan onze presentatie beginnen is dat we onmiddellijk PowerPoint openen om onze presentatie voor te bereiden. En dan doen we twee dingen tegelijk: een presentatie uitwerken, terwijl we nog bezig zijn onze verhaallijn te bedenken. Dat is niet alleen inefficiënt, maar ook nefast voor zowel de presentatie als de verhaallijn, stelt Van Rooij in zijn boek Waar laat ik mijn handen? Werk eerst je verhaal uit, dan zal ook de essentie van je discours duidelijk zijn en met die essentie ga je aan de slag voor je presentatie.
‘Besef dat je wat je zegt in het primitieve brein van je toehoorders terechtkomt’
Over het onderscheid tussen het deel van ons brein dat intuïtief en snel reageert vanuit een overlevingsreflex en het meer overschouwende deel (het krokodillenbrein en het moderne brein, noemt Van Rooij ze respectievelijk) zijn talloze boeken en theorieën geschreven. Ook Van Rooij doet de gangbare theorie nog eens uit de doeken en stelt dat ons krokodillenbrein enkel geïnteresseerd is in need to know-informatie: wat moet ik weten om te overleven. Die informatie wordt in ons langetermijngeheugen opgeslagen.
De meeste andere informatie categoriseert ons primitieve krokodillenbrein als nice to know-informatie. Niet zo belangrijk om te overleven dus. In die categorie belandt ook jouw presentatie, die je met je moderne brein hebt uitgewerkt en die naar jouw aanvoelen need to know-informatie bevat. Helaas zien je toehoorders dat – onbewust – anders en ben je snel hun aandacht kwijt.
Wil je met je presentatie impact hebben op je publiek, dan moet je volgens Van Rooij dus presenteren in het volle besef dat je wat je zegt en toont in het primitieve brein van je toehoorders terechtkomt. En dat heeft consequenties voor je manier van presenteren.
Een eerste belangrijke tip van Van Rooij heeft dan ook met non-verbale communicatie te maken. Je moet ervoor zorgen dat je niet bedreigend overkomt. Ons primitieve brein is immers voortdurend op zijn hoede voor bedreigingen en gevaar. Daarom is het belangrijk dat je glimlacht en oogcontact maakt.
‘Het allerbelangrijkste dat je kunt doen is ervoor zorgen dat je publiek je handen ziet. Dat is zo belangrijk omdat je daarmee laat zien dat je geen wapen in je handen hebt. Dat klinkt misschien gek, maar het krokodillenbrein neemt geen enkel risico. Als jij op zou lopen met je handen op je rug of in je zak, dan houdt het krokodillenbrein van je publiek er rekening mee dat je misschien een wapen verbergt’, schrijft Van Rooy.
Dat we het best kort houden, of toch niet langer dan nodig, wisten we al. Maar krokodillen houden ook van eenvoud, zowel in taalgebruik als qua inhoud. Het idee dat we moeten bewijzen dat we slimmer zijn dan ons publiek en dat onze overtuigingskracht recht evenredig is met het aantal argumenten, slaat volgens Van Rooij nergens op.
Het is niet voor niets dat Van Rooij al in de inleiding van zijn boek naar Einstein verwijst. Zijn bekende quote ‘If you can’t explain it simply, you don’t understand it well enough’ werd immers bevestigd door recent onderzoek aan de Princeton University dat aantoonde dadt mensen die eenvoudige taal gebruiken als intelligenter worden beoordeeld dan mensen die ingewikkelde taal gebruiken.
Wanneer je dus een gedetailleerde boodschap hebt vol managementtalk en betekenisloze containterbegrippen als operational excellence, benchmarken, incentive of taskforce, dan kun je er zeker van zijn dat de krokodil afhaakt. Spreek in klare taal, hou het eenvoudig en cluster je informatie logisch, zodat de krokodil die in hapklare brokken kan verwerken. Doorspek je boodschap met verhalen, anekdotes, voorbeelden en metaforen, want het zijn vooral die die blijven hangen.
In zijn boek Waar laat ik mijn handen? beantwoordt Serge Van Rooij de 25 vragen die hem tijdens zijn lange loopbaan als presentatiecoach gesteld werden. Het boek verschijnt eind deze maand bij Standaard Uitgeverij.