Het hoe van Industry4.0 is de experten al lang duidelijk: zogenaamde cyber physical systems (CPS) gaan onze bedrijven en onze manier van werken helemaal omgooien. CPS verwijst naar de integratie van technologie – algoritmes en netwerken – in fysieke processen. ‘Het is het koppelen van de digitale en fysieke wereld’, verklaart Robert Boute, professor Operations en Supply Chain Management aan Vlerick Business School. ‘Zie het als een feedbackloop, waar we door de fysieke wereld te monitoren, data krijgen die we kunnen gebruiken om in de virtuele wereld beslissingen te nemen, die dan weer fysieke processen aansturen.’
Sensoren, computers, robots als je wil, controleren en monitoren bedrijfsprocessen, geven feedback en voeden algoritmes die zelflerend de processen optimaliseren. ‘Denk bijvoorbeeld aan wagens. Die zijn tegenwoordig zo slim, dat de status van elke component voortdurend wordt opgevolgd. De auto kan volledig autonoom en exact bepalen wanneer het tijd is voor een onderhoud. In de logistiek wordt de locatie van vrachten dan weer continu opgevolgd. Die data kan je gebruiken om op zoek te gaan naar betere routes of andere transportmiddelen.’
Internet of Things wordt vaak gezien als de enabler van Industry4.0, maar eigenlijk is dat maar één component van CPS. ‘IoT gaat meer over het realtime communiceren van gecapteerde data’, zegt Boute. Het wordt pas interessant wanneer al die systemen en toestellen met elkaar geconnecteerd zijn en overal en altijd toegankelijk zijn. Industry 4.0 vindt pas plaats als toestellen, machines, mensen en data geconnecteerd zijn, met elkaar communiceren én gegevens uitwisselen.
‘Als we weten hoe de technologie werkt, gaan we ook toepassingen zien voor ons eigen bedrijf’
En dat is meteen de eerste voorwaarde die moet voldaan zijn om van I4.0 te kunnen spreken: interconnectiviteit. Daarnaast is het belangrijk dat informatie transparant is en data toegankelijk zijn. CPS baseren hun beslissingen immers op data. Hoe meer correcte data, hoe beter het systeem werkt. Dat brengt ons bij het derde principe van I4.0: techniek of technologie helpt de mens. Het systeem helpt de mens betere beslissingen te nemen of staat de mens bij wanneer zijn taken te moeilijk of te gevaarlijk zijn. Tot slot is het beslissingsproces in I4.0 gedecentraliseerd. Machines kunnen autonoom eenvoudige beslissingen nemen, maar de mens moet superviseren. Mens én machine kunnen enkel goede beslissingen maken als ze samen hun kennis delen.
‘Industry 4.0 wordt mogelijk gemaakt door enorme parallelle vooruitgang op drie vlakken. Ten eerste is er de grote toename van rekenkracht via Google Cloud, wat betekent dat je zelf geen sterke servers meer nodig hebt. Dan is er de immense toename aan data. En ten derde evolueren algoritmes heel snel en zijn ze open source waardoor we ze dus kunnen aanpassen aan specifieke noden of doeleinden’, aldus Boute.
Kunnen we terecht van een vierde industriële revolutie spreken of zijn de believers al te optimistisch? Als antwoord op die vraag verwijst Boute graag naar de smartphone. ‘Vergelijk de mogelijkheden van een smartphone van vijf jaar geleden met een van nu. Je telefoon zegt je wanneer je moet vertrekken naar je afspraak, waar je wagen geparkeerd staat, we openen hem met gezichtsherkenning… en dat is voor de meesten van ons een evidentie geworden. De mens maakt zich die nieuwe technologische mogelijkheden snel eigen en daardoor beseffen we vaak niet, hoe snel vernieuwing onze leefwereld binnensluipt.’
Bedrijven moeten in eerste instantie weten waar ze zelf staan in deze evolutie. Om dat te weten, moet je natuurlijk wel op de hoogte zijn van wat nieuwe technologieën te bieden hebben. En dan ga je jezelf de vraag stellen of die nieuwe technologieën die de basis vormen van I4.0 een meerwaarde bieden voor jouw organisatie, voor de manier waarop je werkt en voor je klanten. ‘Bedrijven moeten weten wat algoritmes wel en niet kunnen. Je moet geen diepgaande technische kennis hebben, maar je moet wel begrijpen wat er achter die algoritmes zit. Je hoeft niet te kunnen programmeren, maar je moet er wel interesse in hebben. Als we weten hoe de technologie werkt, gaan we ook toepassingen zien voor ons eigen bedrijf’, zegt Boute.
Eenmaal je zo ver bent, raadt Boute aan een kleinschalig pilootproject op te zetten. ‘Het voordeel daarvan is dat je snel ziet wat wel en niet kan. Je krijgt gaandeweg ook een goed idee van de beschikbare data die je bedrijf heeft en hoe accuraat die zijn. En op basis van de pilot kan je een business case opzetten om I4.0 verder uit te rollen.’ Een knelpunt ziet Boute in de accuraatheid van de data. Ondernemingen hebben volgens hem nog heel veel werk met het opkuisen van data. ‘Meestal zitten die ook opgeslagen in verschillende systemen. Ik ben optimistisch over I4.0, maar er wordt nog veel overpromised. We moeten realistisch zijn over waar we vandaag staan. Er is nog veel werk aan de winkel. Het is pas als we alle opgekuiste data uit verschillende systemen met elkaar combineren dat we het ware potentieel van I4.0 gaan zien.’